Reportage schrijfresidentie 2025

‘Ik heb moeten leren geduld te hebben met mij’

Anne Provoost in gesprek met de residenten

Datum 31 juli 2025

‘Vraag me alles wat je wil weten van een auteur-op-leeftijd!’ Anne Provoost heeft dubbel zoveel jaren op de teller als de oudste schrijfresident en beseft dat er veel is veranderd in de literaire wereld sinds haar debuut in 1990. Een terugblik op deze uitwisseling, aan de hand van vijf strijdpunten. Provoost wijst immers op een verantwoordelijkheid: ‘als schrijversgilde zijn we dragers van een genre dat al honderden jaren bestaat. Hoe we dat doorgeven is relevant.’  

1. De strijd voor respect voor alle genres


Provoost neemt de residenten in vogelvlucht mee door haar literaire loopbaan, die vijfendertig jaar geleden begon met Mijn tante is een grindewal. Dat boek, dat over kindermishandeling gaat, heeft ze specifiek geschreven voor jonge lezers. In haar latere werk is de leeftijdsgrens telkens gaan opschuiven. Ze herinnert zich een discussie met haar uitgeverij over hoe De arkvaarders in de markt zou worden gezet: als young adult- of volwassenenliteratuur. ‘Ik vond dat eerste toen prima, want ik zag niet in waarom adolescenten het boek niet zouden kunnen lezen. Daar kreeg ik later spijt van.’

Daar wil een resident, die ook vaak vanuit een jeugdig perspectief schrijft, meer over weten. Provoost vindt dat je zolang je schrijft zo weinig mogelijk moet bezig zijn met de doelgroep. De expertise wat doelgroepen betreft zit bij je uitgever. Denk er wel aan dat young adult een label is waarmee men je soms wil laten samenvallen. ‘Op zich geen probleem,’ vindt Provoost, maar persoonlijk vond ik het lastig om door mijn uitgeefster “een niche-auteur” te worden genoemd.   Ik wilde echt alle genres beoefenen, niet in een hokje blijven zitten. Daarenboven  wordt het genre YA, dat in mijn tijd erg en vogue was, de laatste jaren weer stiefmoederlijk behandeld, onder meer in de pers. Heel vaak kan een YA evengoed uitgegeven zijn als een “gewone roman”. Dus denk goed na over die beslissing, en maak die zo laat mogelijk.’

© Marianne Hommersom

© Marianne Hommersom

Een resident die in een boekhandel werkt, vult aan dat young adult-boeken niet voor literaire prijzen genomineerd worden. Anderzijds wordt het jeugdlabel ook verdedigd, bijvoorbeeld door een resident die voorstellingen voor 13+ maakt: ‘Tijdens schoolvoorstellingen gebeurt er méér dan in het theater. Als je als geëngageerd schrijver een breed publiek wilt bereiken, dan zijn kinderen en jongeren toch de beste doelgroep? Schrijf je voor jury’s of voor lezers?’ Provoost vindt het hoopvol om die betrokkenheid te horen: ‘Jullie hebben zeker een punt. Nog iets moois van schrijven met als doelpubliek jongeren, is dat je ze soms zelf aan het schrijven krijgt.’

2. De strijd voor níét-waargebeurd

Anne Provoosts boeken komen voort uit engagement. ‘Heden ten dage zal engagement, als je het zo wil noemen, voor velen van jullie een rol spelen, maar toen ik begon, hoorde schrijven nogal nadrukkelijk artistiek te zijn. “Boodschappen zijn voor de winkel”, zei men.’ Om op de agenda te zetten wat haar bezighoudt, vindt Provoost het essentieel om te kunnen schrijven vanuit andere perspectieven dan die van zichzelf. ‘Als iemand zegt “write about what you know”,  sla dan dat advies in de wind!’ Ze schreef onder andere vanuit een seksueel mishandeld meisje in Amerika, een personage met een collaborerende familie, een kind van een vrouw die blind wordt in de Australische outback … ‘Allemaal zonder autobiografische dimensie, maar wel grondig geresearcht.’ Het frustreert Provoost dat er minder plaats voor zuivere fictie lijkt te zijn tegenwoordig: ‘Vroeger stond vooraan in het boek dat elke overeenkomst berustte op toeval, nu zetten uitgevers op de cover dat alles echt gebeurd is, alsof dat een kwaliteitslabel is!’

Als iemand zegt “write about what you know”,  sla dan dat advies in de wind!

Anne Provoost

Dit thema brengt een stevig gesprek op gang. Zeker als het gaat over de bundel Decem, waarin Anne Provoost gedichten schrijft vanuit het perspectief van een asielzoeker, wringt het bij velen in de groep. Mag je iemand opvoeren die in een danig andere situatie zit dan jijzelf? Zou zo’n verhaal niet beter van iemand uit de betreffende gemeenschap komen? ‘Ik denk dat we als schrijvers het gevoel moeten hebben: wij mogen, wij mogen alles. Branie is belangrijk.’ Ze erkent dat de kans groot is dat een asielzoeker een betere bundel over het onderwerp had kunnen schrijven, ‘maar mogelijk kent hij de taal nog niet, of is hij verdoofd door zijn ervaring’. Provoost wilde een stem geven aan een bevolkingsgroep die het platform nog niet zo snel zal krijgen, praatte met bootvluchtelingen en ging op zoek naar universele ervaringen.

Veel residenten hebben al grondig nagedacht over hoe het innemen van een ander perspectief problematisch kan zijn. Er wordt gedoeld op vele verhalen die tekortschieten in een geloofwaardige representatie, of die de ander exotiseren. ‘Je kunt bepaalde zaken niet omschrijven als je ze niet lichamelijk ervaren hebt?’, ‘Je moet véél werk verzetten om een andere culturele mindset te leren kennen’. Anderzijds vinden sommige residenten het wel een positieve stap dat bijvoorbeeld witte schrijvers ook personages van kleur in hun boeken schrijven: ‘Zelfs al zijn het geen ideale representaties, vroeger deden ze het gewoon niet!’

© Marianne Hommersom

3. De strijd voor vrouwen én mannen die fictie schrijven


Een ander onderwerp dat een geanimeerde uitwisseling op gang brengt, is de positie van vrouwelijke auteurs. In een essay over fictie, ‘Eerlijk waar? Over het desavoueren van het verzonnen verhaal’, schrijft Provoost over het gevaar dat fictie aan het vervrouwelijken is. Ze vertrok van de observatie dat veel mannen in haar omgeving vertelden dat ze wel lezen, maar dat ze zich beperken tot non-fictie. ‘Voor mij is de verzonnen roman het kroonjuweel van het creatieve denken. Maar het is ook gevaarlijk dat de verzonnen fictie zo sterk vervrouwelijkt: beroepen verliezen meestal aan status wanneer ze vervrouwelijken, en dat heeft gevolgen tot en met de verloning.’

We zijn de enige diersoort die elkaar blaasjes wijsmaakt voor het plezier; dat moeten we toch allemaal koesteren?

Anne Provoost

De resident-boekhandelaar bevestigt de vaststelling: ‘Zeker na hun veertigste lijken mannen over te schakelen op non-fictie, en als ze fictie lezen zijn het klassiekers, Dostojevski en zo. ‘Of fantasy,’ treedt een resident bij, ‘geen boeken over relaties en sociale dynamieken.’ De vraag dringt zich op of mannen ook minder schrijven: ‘Hoeveel mannen stellen zich eigenlijk kandidaat voor deze residentie?’ Er wordt bedenkelijk gekeken als het antwoord ‘ongeveer een derde van de aanmeldingen’ is. Provoost pleit voor lees- en schrijfbevordering van fictieve teksten bij mannen: ‘We zijn de enige diersoort die elkaar blaasjes wijsmaakt voor het plezier; dat moeten we toch allemaal koesteren?’

4. De strijd voor schrijftijd

Behalve schrijver is Anne Provoost ook moeder van drie kinderen. Zeker toen zij jong waren, zorgde dat ervoor dat ze minder tijd had om aan de schrijftafel te zitten. Onder de schrijfresidenten zijn geen ouders, maar ook zij zoeken vaak een balans tussen het privéleven, een studie of vaste baan en het schrijverschap. ‘Je kunt bijvoorbeeld een bestaand verhaal hervertellen. Dan is er al een plotlijn, wat de keuzestress vermindert, en kun je die invullen met je eigen inzichten.’ Zo ging zij in De arkvaarders nadenken over het verhaal van de ark van Noah: mocht het water nu stijgen, wie mag dan mee op de ark? Ook voor In de zon kijken gebruikte ze een schrijfmethode die  shortcuts opleverde: alle hoofdstukken zijn eigenlijk korte verhalen, met een eigen spanningsboog. ‘Op die manier zijn al mijn boeken ook experimenten qua methode.’


© Marianne Hommersom

© Marianne Hommersom

De residenten zijn erg benieuwd naar zulke schrijfmethodes, en Anne Provoost, die ook schrijfcoach is, deelt er graag nog een paar. ‘Verander de tijd van een stukje en zet het dan weer terug in de oorspronkelijke tijd; zie wat dat heeft veranderd op andere niveaus in je tekst dan enkel de tijd. Of laat eens iemand je tekst lezen voor een groep, maar zin per zin, waarna je in real time feedback krijgt over hoe  het fragment door lezers wordt begrepen. Of houd tijdens drukke momenten kattenbelletjes bij met wat je te binnen valt. Als je dan maar een halfuurtje schrijftijd hebt, hoef je niks nieuws te bedenken, maar kun je die kattenbelletjes op de juiste plaats in je tekst invoegen.’ Provoost zelf begint soms een boek met een synopsis van een halve bladzijde, waaraan ze dan steeds tekst toevoegt. ‘Je werk is dan als een deeg, het rijst met de tijd.’


5. De strijd voor focus op het schrijven

Dat schrijven een ambacht is, dat je steeds moet blijven ontwikkelen blijkt uit Provoosts huidige schrijfproject, waarin ze wil vertellen hoe haar grootmoeder tijdens de Eerste Wereldoorlog door de regering werd weggehaald uit de frontzone aan de IJzer, om ondergebracht te worden in Parijs. ‘Zij leefde van haar negende tot haar dertiende in de rue de la Santé, hier heel dicht in de buurt. Dus ik ben hier research komen doen, maar dat is al lang geleden, want ik werk al vijftien jaar aan het boek!’ Ze vertelt dat het een hele uitdaging is om zich te verplaatsen in een andere tijd. En bovendien kijkt haar familie mee over haar schouder. ‘Ja, het kan heel moeilijk zijn om een boek te schrijven, ik heb moeten leren geduld te hebben met mij.’

Slechte tekst is altijd beter dan geen tekst.

Anne Provoost

De residenten delen hun ervaringen met de interne en externe stemmetjes die hen soms in de weg zitten tijdens het schrijven, zo vreest één resident dat zijn voorstelling van een vrouwelijk perspectief misschien niet realistisch genoeg zal zijn. Die angst wil Anne Provoost graag wegnemen: ‘Blijf niet hangen in meta-gedachten, want die belemmeren je. Wees vooral niet bang als je schrijft. Slechte tekst is altijd beter dan geen tekst. Met slechte tekst ben je af van je angst voor het witte blad, en kun je gaan redigeren. Als je van feedback houdt, zet dan een samenwerkingsverband op met anderen, experts bijvoorbeeld, of deze mederesidenten.’

De residenten knikken bevestigend. In de afgelopen dagen kregen ze allemaal al feedback van elkaar, op teksten die soms nog heel pril waren. We sluiten de avond af en ontmoeten de volgende dag de resident die bang was van het vrouwelijke perspectief. Hoe het gaat? ‘Heel goed, ik heb de hele nacht in één ruk door geschreven!’

Anne Provoost schrijft romans, jeugdboeken, poëzie, theater en essays. Ze is lid van de Koninklijke Academie voor Nederlandse Taal- en Letterkunde. Haar werk werd onder meer bekroond met de Gouden Uil, de LIBRIS Woutertje Pieterseprijs, twee keer een Zilveren Griffel en twee keer de Gouden Zoen. Haar roman Vallen werd verfilmd. Voor In de zon kijken kreeg ze driejaarlijkse Cultuurprijs van de Vlaamse Gemeenschap. In 2022 debuteerde ze als dichter met de bundel Krop. In oktober 2024 verscheen haar dichtbundel Decem, ongelegenheidsgedichten voor asielverstrekkers. Haar werk is in twintig talen vertaald.