stoffelijk
ik rek vluchtige momenten tot er steken knappen
het leven vraagt weer zijn prijs
de dag vertraagt opnieuw
het doek raakt los
ook mijn generatie kampt met muscle memory
een schrikfrons zo diep dat die mijn voorhoofd snijdt
zelfwerkende gelaatstrekken, extreme bewegingen
zo ingesleten dat weerstand een bestaan betwijfelt
ik wil iets redden
maar dat leven verdwijnt, collectieve warmte vervliegt
wat blijft hangen zijn echo’s
trillingen die toevlucht zoeken, vragen, smeken
om daarna te belanden in getikte naden van de dag
wachtend om te galmen
het doek valt
langzaam verlies ik mij onder effen stof
wat mij vindt zijn aaneengeregen herinneringen
weerkaatsende fragmenten die me willen toefluisteren
schaduwen die trachten binnen te sluipen, vergeefs
verslagen geven zij mijn gezicht – dan maar– meer dimensie
de stilte valt op
ik voel zwaarte, ik voel genegenheid
voorbij de plooien vind ik een straal van mijn stem
de gesprekstofverlegenheid verdwijnt
ik fluister, een toon lager dan een bonzend hart
het is tijd
ik tuur, ik tuur, ik tuur tot ik mezelf zie
gestript tot de huid, ontdaan door de zon
lang genoeg en ik ontvlam.