Water pakken in Nederland en België
Een goed kind, vonden mijn ouders, is een kind dat zwemt. Ik ben niet vernoemd naar een verre voorouder, ik hoefde niet een bepaald beroep op te pakken of een politieke kleur aan te nemen, ik ben niet gedoopt, maar één ding moest bij ons thuis: zwemmen.
Niet tutten, niet zeuren, een goed kind zwemt. Dus hup, het koude water in, springen jij, de vaart in, het buitenbad, de rivier, de grijze grijze Noordzee.
Mijn hele leven ben ik blijven zwemmen: als kind, als student, als moeder, en ik hoop dat ik het blijf doen, straks ook als bejaarde, dat ik traag als een schildpad mijn baantjes trek of door de golven van de Noordzee klief.
Ik heb een hoogstpersoonlijke zwemcyclus. In de winter zwem ik in het blauwe chloor, in het voorjaar waag ik me naar buiten, het zoete groene water in. Wanneer het warm wordt en de blauwalg komt, is het tijd om naar de zee te gaan.