Coming of rage

'Wees lief voor je woede'

door Sigrid Wallaert

Datum 14 mei 2025

Eind april kreeg woede een podium bij deBuren tijdens Coming of rage. De avond maakte indruk op filosoof Sigrid Wallaert. Wat in de coulissen al scrollend begon bij een filmpje van Virginia Woolfs tuin - 'niet echt de juiste vibe voor een avond over woede' - mondde al snel uit in reflecties over feministische woede, kennisonrecht en allyship. Il faut cultiver notre jardin, besluit ze met Voltaire. Vooral de tuin van onze woede.

Over woede en tuinieren

Voor de avond Coming of Rage helemaal van start ging, zat ik in de coulissen wat door mijn smartphone te scrollen. Ik kwam voorbij een filmpje uit de tuin van Virginia Woolf, bij Monk’s House, het huis op het platteland van Sussex waar ze een aanzienlijk deel van haar meest bekende werk schreef. Het was bijna mei, dus de tuin was prachtig, sappig fris groen met een sprankelende verzameling bloemen overal. De zon scheen, de vogels floten vol bewondering over de idylle waarin ze rondfladderden. Wel, dit is niet echte de juiste vibe, grapte ik tegen Dalilla Hermans die naast me zat. Een avond over feministische woede beginnen met een virtueel bezoekje aan een oase van kalmte bracht mij niet in een bijzonder kwade stemming. Maar ik bleek me te vergissen in die vibe. Tuinen kwamen terug doorheen de avond en in mijn denken, en fungeren ook achteraf nog als omvattende metafoor van wat ik aan de avond wil overhouden.

Tuinen zijn politiek, zo bleek al snel. Lisette Ma Neza verwerkte de performances die haar voorgingen in een zo goed als live geschreven slam poetry performance, omvat in de herinnerde locatie van haar grootmoeders tuin. Die tuin fungeerde als een plaats van verbinding en verzet, het een niet tegengesteld aan het ander, maar elkaar net versterkend. Ook de Britse schrijver Olivia Laing, die schreef over hoe de geschiedenis van tuinen verstrengeld is met die van kolonialisme en slavernij, is vertrouwd met die spanning. Tuinen kunnen geneeskrachtig zijn, gelooft Laing, die een studie kruidengeneeskunde volgde. Maar tuinen kunnen ook een privilege zijn, het domein van de allerrijksten. Tuinen zijn plaatsen waar tegenstellingen kunnen openbloeien. Zo was er in de tuin van Ma Neza’s grootmoeder plaats voor gemeenschap, maar ook voor woede; een unieke voedingsbodem om samen te groeien, zowel bloemen als doorns. Zo vormden woede en tuinen een gemeenschappelijke, rood-groene draad doorheen de avond.

De kwade vrouw en kennisonrecht

Woede is de meeste vrouwen niet vreemd. Er zijn dan ook redenen genoeg om boos te zijn, vervat in het plakkerige web dat misogynie, seksisme, racisme, kolonialisme, homofobie en kapitalisme om ons heen weven. Wat vrouwen echter veel minder gewend zijn, is dat hun woede een plaats krijgt. Vrouwen weten wat het is om kwaad te zijn, maar ook hoe het is om op hun tong te bijten. Tot ze bloed proeven. Deze avond bood een paar uur respijt. Onze feministische woede kreeg een plaats, en meer nog, een podium. Feministische woede wil soms wraak, zeker, maar kijkt ook steeds vooruit: hoe kunnen we in de toekomst naar onze feministische doelen blijven streven? Hoe zorgen we ervoor dat wat ons overkwam, niet herhaald wordt? Hoe maken we de toekomst beter?

Nu is het geen toeval dat de woede van vrouwen doorgaans niet gehoord wordt. De kwade vrouw krijgt immers te maken met wat de Britse filosofe Miranda Fricker kennisonrecht noemt: ze worden in hun woede als ongeloofwaardig ingeschat op basis van stereotypen over hun sociale identiteit, en tegelijk hebben ze niet de nodige concepten voorhanden om de oorzaken en mechanismen achter hun woede volledig te doorgronden. De kennis van vrouwen wordt minder serieus genomen, zeker als die in woede verpakt zit. En de kennis die we als samenleving voorhanden hebben, is niet geschikt om specifiek vrouwelijke ervaringen inzichtelijk te maken, zeker niet als het om ervaringen van onrecht gaat. Net als elk ander aspect van de wereld waarin we leven is ook onze kennis – hoe we die verwerven, verwerken, en verspreiden – doordrongen van misogyne en patriarchale invloeden. Vrouwelijke kennis is uniek waardevol, maar wordt lang niet altijd naar waarde geschat.

Een weg hieruit kan gevormd worden door wat ik in mijn filosofisch werk een kennisbruggetje noem. Om twee gelokaliseerde vormen van kennis met elkaar te verbinden, bijvoorbeeld twee ervaringen van vrouwen of twee ongeschreven regels in de familietraditie, is soms een brug nodig. Woede kan zo’n brug helpen bouwen. Dat gaat als volgt. Vrouwen over de hele wereld maken geregeld vormen van onrecht mee die hen kwaad maken. Soms is het gemakkelijk om te vatten wat er misliep: die klant at zijn noedels op maar liep weg zonder te betalen, en dat heet diefstal. Soms loopt dat begrip ook moeilijker. Een vrouw vindt het gedrag van haar baas onaangenaam en krijgt er stress van, maar deed hij wel echt iets verkeerd? Misschien zijn zijn constante aanrakingen gewoon vriendelijk en begaan, en stelt ze zich aan door zich er slecht bij te voelen. Dan komt woede van pas. Want haar collega is ook kwaad. Ze vinden mekaar in hun woede, met twee of met meer, en beginnen te praten over hun ervaringen. Ze herkennen de gemeenschappelijke oorzaak ervan, en identificeren het onrecht samen: dit is seksueel grensoverschrijdend gedrag. Met een term, een beter begrip, en met elkaar, zijn ze zo in staat om het onrecht te gaan bestrijden.

'Woede kan ons helpen om onrecht te herkennen, begrijpen en bestrijden'

In België veroorzaakte de zaak van de gynaecologiestudent die zijn medestudente verkrachtte veel ophef. De jongeman werd schuldig bevonden door de rechtbank, maar niet gestraft, waardoor hij ongestoord nog gynaecoloog kan worden. De reden? Zijn ‘gunstige persoonlijkheid’. Dit is een flagrant geval van wat de Australisch-Amerikaanse filosofe Kate Manne ‘hempathie’ noemt: overmatige empathie met mannen die onrecht begaan, vaak gezien bij mannen die seksueel grensoverschrijdend gedrag plegen. De onderliggende oorzaak, zoals zo vaak, is misogynie. Geen wonder dan ook dat de vrouwen in mijn omgeving kwaad waren. Zowel op sociale media als in het echt bij een koffie ventileerden we onze gedeelde woede. Opmerkelijk was dat er twee golven te zien waren: een eerste golf van oprechte verontwaardiging en woede over het vonnis, en een tweede golf waarin vrouwen hun woede verdedigden en rechtvaardigden. Er kwam immers meteen sterke kritiek op onze woede uit juridische hoek. Heb je het vonnis wel gelezen, klonk het, en wat weten hysterische feministen zonder juridische kennis daar nu van. Buiten het feit dat dit een mooi staaltje kennisonrecht is – vrouwen werden niet serieus genomen omwille van hun vrouw-zijn – verwarden de verontwaardigde juristen ook twee soorten oordelen. De rechter sprak een juridisch vonnis uit, maar feministen waren het niet zozeer oneens op juridisch vlak als op moreel vlak. De wet en de moraal vallen lang niet altijd samen. Onze morele woede was dan ook een terechte reactie op een moreel onrecht, los van juridische belangen en overwegingen. Meer nog: onze woede was niet alleen gepast, maar ook nuttig. Woede kan ons helpen om onrecht te herkennen, begrijpen, en bestrijden, argumenteerde ik in mijn doctoraat. Daarom is het zo belangrijk dat we onze woede koesteren, onze woede vieren; lief zijn voor onze woede, zoals Lisette Ma Neza het zei. Dat we onze woede water en zonlicht schenken als aan een kwetsbare plant.

Wie is bereid onze woede te horen en geloven?

Il faut cultiver notre jardin, schreef Voltaire. Zo ook met de tuin van onze woede. Maar wie zijn 'wij'? Wie mag er binnen in de tuin, welke planten bemesten we, welke wieden we weg als onkruid? De tuin wordt vaak gebruikt in metaforen over Palestina, als symbool voor de veerkracht en de hoop van de Palestijnen. In het boek Een tuin voor verloren benen van Mahmoud Jouda bijvoorbeeld, of in het Instagram-account van de kleine Ahmed en zijn kat Simba, die tuinieren in Gaza. In zijn boek Perfect Victims and the Politics of Appeal legt de Palestijnse auteur Mohammed El-Kurd de vinger op een pijnlijke plek in onze westerse omgang met Gaza en de Palestijnen. We volgen en steunen immers graag Ahmed en Simba, die niet alleen uiterst aaibaar zijn maar ook hoop uitstralen, wat hen gemakkelijker verteerbaar maakt. Hun tuin is zowel letterlijk als figuurlijk een symbool van hoop. Ahmed en Simba zijn schattig en positief, en we sluiten hen snel in ons hart. Maar wat met de mensen die de hoop opgegeven, vraagt El-Kurd? Wat met de Palestijnen die gewoon kwaad zijn? Vrouwen en kinderen steunen is goed, natuurlijk, maar wat met de mannen in hun trainingspakken die hun tanden nog durven ontbloten? Wat met de slachtoffers die naar woede grijpen, naar geweld? Verdienen zij het niet om als menselijk aanzien te worden? Verdienen zij geen vrede?

Op sociale media krijg ik een bericht van Diana uit Gaza. Ze vraagt om hulp om met haar gezin te kunnen overleven in Gaza. Diana heeft twee emoji’s achter haar naam staan: een koffiekopje en een hartje. Dat detail raakt me: Diana is ook gewoon een twintiger die van koffie houdt, terwijl ik, Gentse twintiger, met mijn boek in een koffiebar El-Kurd zit te lezen. Tegelijk zie ik de mechanismen die El-Kurd beschrijft in mijzelf aan het werk. Ik word beïnvloed door Diana’s vriendelijke en herkenbare uitstraling, en vind het zo gemakkelijker me in haar situatie in te leven. Ik schrijf wat geld over naar Diana’s GoFundMe. Het voelt ontoereikend.

Hoe woede ontvangen wordt is even ingewikkeld als het volledige spectrum van de feministische intersectionaliteit. Verschillende factoren van onze identiteit en hoe die waargenomen wordt beïnvloeden wie bereid is onze woede te horen en te geloven. Witte vrouwen worden al snel als hysterisch gezien, Zwarte vrouwen netjes ondergebracht in het hokje van de angry Black woman. Palestijnen moeten hun menselijkheid verdienen door hun woede te verbergen en in te zetten op meer aaibare emoties. Wie privileges heeft op één gebied, kan tegelijk onderdrukt zijn op een ander. Net zoals onderdrukking of identiteit geen simpele optelsom is, is woede dat ook niet. Het is dus zaak om onze privileges te mobiliseren om onze woede productief in te zetten, terwijl we plaats maken voor de woede van zij die onze privileges niet delen. Woede van allies, die geen rechtstreeks slachtoffer zijn van een bepaald onrecht, draagt zo ook een verantwoordelijkheid die niet met een zuiver geweten aan de woede van slachtoffers toe te kennen valt. Wie slachtoffer wordt van onrecht, mag gewoon kwaad zijn, terecht en verdiend. We mogen niet verwachten dat slachtoffers hun woede dan ook nog eens gaan kneden en vormgeven en productief gaan inzetten om zelf het onrecht op te lossen waarvan ze slachtoffer werden. Dat kan, natuurlijk, maar dat is eerst en vooral de verantwoordelijkheid van allies – of van accomplices, zoals iemand in het publiek suggereerde, een term geleend van Zwarte activisten. De grens tussen slachtoffer en ally kan ook vaag zijn. In meerdere of mindere mate ondervinden alle vrouwen negatieve gevolgen van misogynie, en vele mannen ook. Zo zaten alle aanwezigen in de zaal op Coming of Rage ergens op een continuüm tussen slachtoffer en ally, maar waren we tegelijk ook verenigd in een gedeelde emotie. Woede. Onze feministische woede verenigde ons, en samen voelden we ons gehoord, en gedragen, en gesterkt om de oorzaken van onze woede te lijf te gaan.

Over woede en tuinieren (2)

Dat ik de avond begon in de tuin van Virginia Woolf, tussen de bloemen en de moestuinbedden, bleek uiteindelijk heel gepast. Woolf is bekend om haar uitspraak dat een vrouw ‘a room of one’s own’ nodig heeft om te kunnen denken en schrijven. Wat Woolf daarbij niet vermeldde is dat zij, in haar persoonlijke schrijversleven, ook een tuin had. Haar schrijfkamer in Monk’s House gaf rechtstreeks uit op de tuin, en die beïnvloedde haar schrijven net zo sterk als Londen ervoor deed. Woolf was ook kwaad. Daarvoor moet je in A Room of One’s Own niet eens ver tussen de regels lezen. En Woolf was tegelijk een tuinier. Zo leerde ze haar woede koesteren, het vuur ervan brandend te houden. Terwijl ze bloembollen plantte en onkruid wiedde, koos Woolf ook bepaalde aspecten van haar kwaadheid om te cultiveren. In de tuin leerde ze lief te zijn voor haar woede. Net als in het leven van de schrijfster, kunnen woede en zorg dus ook voor ons samengaan. De Woolf, intellectueel en weloverwogen, en de wolf, kwaad met scherpe tanden ontbloot.

Sigrid Wallaert is filosoof en schrijver. Aan de Universiteit Gent werkt ze als postdoctoraal onderzoeker rond thema's als kennisonrecht, feministische filosofie, en woede. Haar eerste boek, Kwaad spreken: Wie gelooft de boze vrouw?, verscheen in 2023 bij Letterwerk.

Alles bekijken