
Zaailing | Finalist het Rode Oor 2024
door Leonie Dams
Dit verhaal is een van de acht finalisten van Het Rode Oor die werden voorgedragen tijdens de simultane finale in Antwerpen en Amsterdam. 'Ik wil mezelf oplikken en honing van mijn nectar maken. Ik wil mijn vruchtbeginsel strelen en zien rijpen.'
Zaailing
Zes maanden geleden besloot ik dat ik niet meer al mijn planten zou laten doodgaan. Vandaag plant ik eindelijk mijn eerste zaad.
Het bakje aarde is het enige object op mijn lege vensterbank, een van de weinige spullen die ik uit de verhuisdozen heb gehaald. Mijn vintage fotolijstjes zijn nog leeg, op een paar foto’s na: gezichten van mensen die nu twee uur van mij vandaan wonen. Mijn fietsbanden kennen nog geen vaste route naar het café, mijn collega’s weten nog niet wanneer ik jarig ben. Het moment dat dit zaadje zal uitkomen is de enige aantekening in mijn spottend lege agenda. Als aan een wens hou ik me eraan vast.
Mijn middelvinger priemt in de natte aarde en laat na een paar cirkelende bewegingen een smalle tunnel achter. Ik druk het zaadje erin. Ik vraag me af hoe het weet waar het heen moet groeien, zo zonder ogen. Alhoewel, ik heb niet het gevoel dat mijn ogen mij helpen de juiste weg te vinden.
Soms wens ik dat iemand mij in de zware aarde stopt, me onderdrukt met sterke handen, totdat elke inkeping tussen mijn vingers en benen gevuld is. Totdat de opspringende zwammen tegen mijn ruggenwervels duwen, sporen op mijn huid drukken en me ademloos achterlaten. Dan wacht ik tot iemand me water geeft en tegen me zegt waar ik heen moet en me forceert tot leven te komen. Dan fluister ik: ‘Doe maar met me wat je wilt, want zelf weet ik het niet.’
Nu betrap mezelf op een onbekende gretigheid. Elke ochtend gluur ik naar de vensterbank, obsessief wachtend tot ze een klein kopje uitsteekt dat zich een baan werkte door de compost, op zoek naar licht.
Dagen gaan voorbij. Minuscule blaadjes ontluiken en bewegen zich naar boven, raken voor het eerst de lucht in mijn kamer aan. De zaailing neemt haar eerste ademteug, huidmondjes smekend om lucht. Ik les haar dorst en giet water over haar uitgedroogde grond.
De verhuisdozen onder mijn vensterbank maken plaats voor mijn nieuwe bed, terwijl de zaailing ruimte opeist in mijn raam. Felgroene bladeren baden in het zonlicht en haar uiteinden maaien voort, alsmaar hongeriger. Knoppen ontspringen in haar ellebogen, zwanger van mogelijkheden. In de zomerzon floreert ze, mijn ramen creëren een broeikas. Ik voed haar levenskracht. Zij gedijt vanwege mij. Die overweldigende waarheid vonkt in mijn onderbuik en smelt tussen mijn dijen.
Ik streel de lichte haartjes op haar blad en laat mijn vingers over mijn eigen polsen kriebelen. De aders onder mijn doorschijnende huid als nerven die het zonlicht vangen. Ik raak gefascineerd door haar – haar anatomie, haar onbeschaamdheid – en richt het gevoel op mezelf. Mijn witte bloes glijdt van mijn schouders. Ik laat mijn bladeren vallen tot ik naakt ben. Ik wil de grond waar ik op sta water geven en mijn voeten verkoelen. Ik wil wortel schieten en woekeren. Alles in mij wil leven.
Ik beweeg organisch zoals zij: zonder visie, met een weelderigheid die geen richting kent. Even geef ik me over aan een instinct dat al mijn uiteinden penetreert. Mijn vingers banen zich een weg naar mijn kern. Warmte bloeit op mijn wangen, tussen mijn lippen, mijn vaten vatbaar voor verschroeiing.
De zaailing groeit door, volhardend, ongeremd door wat ze tegenkomt. Haar vingers grijpen mijn raamkozijnen. Ze klimt met sterke armen over mijn plafond, kust alles met haar ruwe bladerdak. Ze vult elke gleuf, scheurt mijn muren open. De fundering schudt en kraakt.
Ze krult om mijn bedframe. Ik grijp het hoofdeinde, probeer mezelf te aarden. Mijn benen beven, als ranken op zoek naar houvast. Ik strek me uit en spreid mijn armen, trots op elke centimeter die ik inneem zonder plan.
Ze hijgt haar zuurstof mijn longen in. We ademen elkaar in en uit en uit en in, verstrengeld via luchtwegen. Druppels dauw glinsteren op mijn huid. Ik wil mezelf oplikken en honing van mijn nectar maken. Ik wil mijn vruchtbeginsel strelen en zien rijpen. Ik wil, ik wil, ik wil.
Ik drink het zonlicht op en voed mijn genot, fotosynthese. Mijn borsten zwellen onder mijn vingers, vol en rijp. De ruimte vloeit mijn lichaam in, vult mijn cellen. De druk stijgt.
Bloemen barsten open, rood dooraderd en begerig. Roze kroonbladeren ontluiken. Stuifmeel wervelt, vult mijn mond. Ons organisme bloeit en beeft en zingt zonder stem.
Ik ontvouw me als zij dat doet. Draai mijn gezicht naar de zon. Alles leeft in mij.

Cheyenne Goudswaard illustreerde dit verhaal in het kader van De Stoute Stift.

Leonie Dams
auteurLeonie Dams is fervent boekenlezer en aspirant boekenschrijver. Ze heeft Neurobiologie gestudeerd aan de Universiteit van Amsterdam, maar enthousiasmeert nu jongeren om te lezen met haar werk als boekenrecensent en online contentmaker. Ze schrijft het liefst magische verhalen met een duister of surrealistisch randje.

Cheyenne Goudswaard
illustratorCheyenne Goudswaard (1996) is een illustrator en animatiefilmmaker. Haar werk is tactiel, vaak diep persoonlijk en introspectief, terwijl ze het subtiele samenspel tussen schoonheid en ongemak verkent. In haar werk onderzoekt ze de essentie van het mens-zijn, waarbij ze probeert te begrijpen hoe en waarom we ons leven vormgeven zoals we dat doen. In 2023 heeft ze haar Master in Animatie aan de MIVC St. Joost School of Art & Design behaald. Ze illustreerde voor onder andere The New York Times, de Correspondent en Hard//hoofd. Haar korte film Ik ben hier wordt vertoond op filmfestivals wereldwijd en heeft onlangs de prijs voor Beste Animatiefilm gewonnen op het Sehsüchte Film Festival in Duitsland.