er is een grens en zij is stil
mijn baas is verslaafd aan balisto’s. soms geeft hij mij er een. hij scheurt de verpakking open. hij overhandigt me de balisto. ik houd niet van balisto’s. soms belt hij. dan schreeuwt hij. dan scheldt hij. dan eet ik balisto’s.
ik ben alleen in de coupé. het is laat. het is donker. de stad is ver. een man opent de schuifdeur. een man kijkt. een man loopt. een man gaat naast me zitten. de coupé is leeg. het is laat. een man zit naast me. zijn benen wijd. de coupé is leeg. het is donker.
er staat een groep. ze komen van ver. er zou hier vrijheid moeten zijn. dat zeggen ze. vrijheid. het is druk. ze hebben borden. de wind huilt. ze vinden iets. ze vormen iets. ze zingen iets. ik vind ook iets. ze hebben vuisten. ik heb diepe zakken. de vorst kraakt. er passen vuisten in.
hier ligt een man. mijn tong is moe. mijn ogen zijn moe. ik zeg het. dat ik moe ben. ik zeg dat ik moe ben. hier liggen ook zijn handen. ze zeggen. toe nou. kom op. voor mij. duurt maar even. zo klaar. ik bijt mijn lip. tot ik bloed proef.
we moeten eten. iemand wil dood. we wonen in één huis. we douchen in één douche. we drinken op dezelfde manier thee. benen gekruist. iemand wil dood. echt dood. ik kook dan. ik doe het. wortels raspen. borden scheppen. vorken wassen. messen bergen. iemand wil dood. messen bergen.
[…]
29. de tassen zijn zwaar. ik heb niets om aan te geven. ik houd alles dichtbij. mijn taal bestaat niet. mijn woorden bestaan niet. het hoeft niet. ik loop verder. onverschrokken dapper. onnodig dapper. ik geef niets aan. ik bezit niets. ik geef niets aan.