Iedere naam een grens
Wie van mijn familie is geboren in Koerdistan en wie daarbuiten? Je hoeft niet verder te kijken dan hun naam.
Taifet. ‘We willen haar Sîra noemen.’ Het is 1989 in Barıștepe* Selhê en de Turkse ambtenaar weigert resoluut. ‘Koerdische namen zijn verboden’. Overheidsinstellingen zijn de grenswachters van de dominante cultuur, beschermen haar tegen indringers zoals Sîra’s, die al eeuwenlang dezelfde naam dragen en het land bewonen. Dus bedachten haar ouders ter plekke een Turkse naam, een naam die haar deed opgaan in de koloniale verbeelding.
Çekdar. Zijn naam vertelt een verhaal over het vluchten. Over de gaten in Fort Europa waar ze doorheen glipten. Over onderbrekingen en tussenstops en routes die met vrachtwagens en te voet werden afgelegd om uiteindelijk België te bereiken. Over zijn geboorteplaats, op de grens van Tsjechië. Çek-dar. Een naam die zegt: dit ook hebben we doorstaan.
Rûken. Mijn oudere zus, en de eerste die in België ter wereld werd gebracht. ‘Ah, zoals Rukiyah, de dochter van de profeet?’ vragen Marokkaanse en andere moslims vaak. Neen. Zoals ‘lachend gezicht’ of ‘glimlach’, in het Koerdisch. Een naam die mijn vader met onverholen trots aan haar gaf, een naam die geen sporen draagt van de arabisering van onze cultuur, aan de andere kant van de met het Verdrag van Lausanne arbitrair getrokken grens. Een naam die zegt: wij zijn Koerdisch, en wij zullen ons niet meer verstoppen.
Rojda. Was ik in Selhê geboren, dan hadden ze mijn naam geweigerd. Maar 45 jaar nadat mijn vader moest vluchten voor zijn leven, reageren Turken met ‘Ne güzel bir ismin!’ (‘Wat een mooie naam!’) Mijn innerlijke muren gaan meteen omhoog. ‘Dank u, het betekent zonsopgang in het Koerdisch’. Waarna ik van hun gezichten de grenzen in hun denken aflees.
* In een poging mijn vaders geboorteplaats te 'turkificeren', veranderde de Turkse staat de naam van Selhê in het Turkse Barıștepe.