Luchtwortels
‘In Indonesië heb je bomen waar wortels aan groeien.’
‘Ja, de meeste bomen doen dat.’
Ik was nog nooit in Indonesië geweest, maar had genoeg van Peggy’s verhalen gehoord om niet meer onder de indruk te zijn. Ik wenste dat mijn moeder meer zoals de Hollandse moeders in het dorp was. Mijn moeder droeg broeken en riep mij de woonkamer in om naar haar verhalen te luisteren. Ze betrapte me eens op het meesmokkelen van mijn walkman naar een van haar oreersessies en gooide het ding met een slinger het raam uit.
Sommige verhalen verdenk ik ervan eigenlijk dromen te zijn die mijn moeder ooit had. Nee, geen dromen, vaker waren het nachtmerries. Het verhaal over de half mens-, half vogelfiguur bezorgde mij als kind een paar slapeloze nachten. Verhalen over bomen of tropische regenbuien waren niets bijzonders.
Peggy schudde haar hoofd. ‘Deze wortels wortelen zich niet. Ze zweven in de lucht.’ Ze boog zich voorover en liet haar lange, zwarte haren boven de grond zweven. ‘Ze kunnen overal groeien.’ Toen ze me dicht tegen zich aan trok en haar luchtwortels in mijn gezicht begonnen te kriebelen moest ik, tegen mijn zin in, lachen.
'Zelfs om een lantaarnpaal?’ vroeg ik.
‘Zelfs om een huis’, antwoordde de boom.
Wanneer het vliegtuig van Garuda Indonesia Airlines opstijgt, sluit ik mijn ogen en beeld ik me in dat ik mijn klamboe dichttrek. Achter mijn oogleden vormen de gekleurde stipjes zich om naar Peggy’s verhalen, dromen en nachtmerries.
Als mensen mij nog een keer vragen waar ik vandaan kom, nee-hee, waar ik écht vandaan kom, zal ik niet meer zeggen uit Nederland of uit Indonesië. Ik zal zeggen dat ik uit de boom ben gegroeid. Mijn luchtwortels verweven zich met het toestel. Ik vlieg over de Javazee en ik wil nooit meer landen.